Een lager tankcelgetal, daar kunnen we met z’n allen aan werken. Want aandacht voor uiergezondheid loont altijd. Daarom werkten Royal GD, IVC Evidensia en Zoetis de afgelopen tijd samen aan een trainingstraject voor dierenartsen. Ze gingen samen gestructureerd met mastitisdiagnostiek aan de slag. Mét resultaat.
Het belang van uiergezondheid staat buiten kijf, dat weet iedere dierenarts. Maar wat doe je wanneer het tankcelgetal (structureel) verhoogd is? IVC Evidensia, groep van dierenartsenpraktijken en Zoetis, veterinair farmaceut, sloegen met Royal GD de handen ineen om daar een gericht trainingstraject aan te wijden.
Unieke krachten
Door de samenwerking konden drie partijen hun unieke krachten inzetten voor één gezamenlijk doel: het verbeteren van de uiergezondheid. Zoetis met de verschillende tools voor behandeling en advisering aan dierenartspraktijken, IVC Evidensia met kennis en ervaring vanuit dierenartspraktijken en veehouders en GD met kennis en toepassing van diagnostiek, wetenschappelijke expertise en onderzoek op het gebied van uiergezondheid.
Tijdens het trainingstraject kregen dierenartsen gerichte en praktische handvatten mee om met uiergezondheid aan de slag te gaan. Niet omdat ze de kennis niet hebben, maar zodat ze hun kennis zo effectief mogelijk in kunnen zetten, vertelt Otlis Sampimon uiergezondheidsspecialist bij van Zoetis. “Eigenlijk een upgrade van hun kennis, waardoor ze nog beter in staat zijn om veehouders te begeleiden naar een lager celgetal.”
Naar een laag celgetal
Tien dierenartsen uit tien verschillende IVC Evidensia-praktijken kwamen vijf keer bij elkaar. Tijdens die bijeenkomsten bespraken ze hun eigen bevindingen, gecoacht door deskundigen. Het doel? Alle deelnemende melkveehouders (45 in totaal) met een tankmelkcelgetal boven de 200.000 cellen/ml begeleiden naar een celgetal onder de 200.000 cellen/ml in een traject van een jaar.
Alle veehouders deden mee aan het tankmelkabonnement Mastitis Tankmelk. Dat geeft ook het juiste uitgangspunt, vertelt dierenarts Christian Scherpenzeel van GD. Hij coachte mede de dierenartsen tijdens het traject. “We gebruikten diagnostiek als aanvliegroute, in plaats van de (meer indirecte) celgetalgegevens. Dus eerst keken we op koppelniveau via Mastitis Tankmelk wat de (combinatie van) dominante mastitisverwekkers waren op het bedrijf, met vervolgens verfijning op individueel niveau via bacteriologisch onderzoek (BO). Op basis daarvan konden de deelnemers heel precies een plan van aanpak bepalen.”
Eén kiem
Alle dierenartsen kozen één specifieke mastitisverwekker waar ze zich in hun plan van aanpak op richtten. Als die in de tankmelk gevonden was, werkten ze die verder uit in concrete en praktische aanpassingen voor de veehouder. Hun bevindingen presenteerden ze aan elkaar tijdens de bijeenkomsten. Een fijne opzet, vertelt Jaap Mulder, Clinical Director bij IVC Evidensia. “Het was geen standaard training waar je vooral informatie ophaalt. Dierenartsen kregen een structuur mee, en wisselden veel ervaringen uit.”
Verklikker
Door diagnostiek als aanvliegroute te nemen en per kiem een plan van aanpak te bepalen, konden de dierenartsen heel gericht aan de slag. Sampimon: “Tankmelk is een mooie verklikker van het hele bedrijf. Vervolgens kun je dit verfijnen met een individueel BO.”
Ze kunnen dan heel specifiek aan de slag. Scherpenzeel: “Je gaat de kiemen zien in het licht van het bedrijf. De dierenartsen brengen de risicofactoren in kaart en nemen de tijd voor het maken van een plan. Om het celgetal omlaag te krijgen moet je immers niet één ding aanpassen, maar het structureel en gericht aanpakken.”
Win-win
Het doel was om veehouders onder dat celgetal van 200.000 cellen/ml te krijgen. Of dat ook gelukt is? Zeker, vertelt Sampimon. Uiteindelijk is op alle melkveebedrijven de uiergezondheid verbeterd. En dat is een win-win situatie, vertelt Scherpenzeel. “Als een veehouder ziet dat het werkt, dan krijgt hij (nog) meer waardering voor de advisering van de dierenarts.”
Sparren
Het einde van de training hoeft overigens geen belemmering te zijn voor verdere sparringsmomenten. Mulder adviseert dierenartsen om elkaar regelmatig op te zoeken. “Gebruik de kracht van een netwerk, je kunt gewoon mensen bellen, experts bellen. Je hebt een gemeenschappelijk belang.”
De dierenartsen hebben meer zelfvertrouwen en handvatten gekregen voor de aanpak van complexere uiergezondheidsvraagstukken. Ook als het wel goed gaat op het bedrijf. Een veelgehoorde uitspraak was volgens Mulder: “Ik heb meer mogelijkheden om bedrijfsbegeleiding rondom uiergezondheid toe te passen. Als het beter gaat is het lastiger om in gesprek te blijven, nu lukt dat wel.”
Bron: GDdiergezondheid