In dit eerste artikel van de melkveevisie vertelt Rabobank je meer over de verwachte marktontwikkelingen. Zo verwacht de Rabobank dat de wereldwijde handel in zuivelproducten tot 2030 gemiddeld met drie procent per jaar toeneemt. Dit komt door een wereldwijde bevolkingsgroei en doordat er in diverse regio’s meer te besteden is. Benieuwd waar de Rabobank de grootste groei verwacht? En wie de vraag naar zuivel gaat invullen? Lees dan verder.
Wereldwijde vraag naar zuivel komt voornamelijk uit drie regio’s
De komende jaren blijft China samen met Taiwan en Hongkong de grootste importmarkt voor zuivelproducten, dat bleek ook al uit onze vorige analyse met vooruitzichten tot 2023. China wordt in omvang wel op de voet gevolgd door het continent Afrika en de regio’s Zuidoost-Azië (Indonesië, Vietnam, Singapore, Thailand, de Filipijnen en Maleisië). Deze drie regio’s zijn samen goed voor 60 procent van de wereldwijde vraag naar zuivel (35 miljard kilogram) tussen 2020 en 2030 (zie figuur 1). De Rabobank verwacht dit decennium een jaarlijkse groei van de zuivelconsumptie met 1,5 tot 2 procent. De handel in zuivelproducten zal jaarlijks groeien met drie procent, wat betekent dat export relatief belangrijker wordt.
De verwachtingen voor de vraag naar zuivel zijn gebaseerd op groeiprognoses van de bevolking en de inname van zuivelproducten per hoofd van de bevolking voor iedere regio. Ook is de impact van milieu- en duurzaamheidseisen en veranderend consumentengedrag meegenomen in deze prognose. Een voorbeeld hiervan is dat in China steeds meer pizza wordt gegeten en dus meer kaas. De handelsstromen zijn gebaseerd op de geschatte vraag en het aanbod naar zuivel per regio.
VS, Nieuw-Zeeland en Europa blijven belangrijkste exporteurs
De Verenigde Staten (VS), Nieuw-Zeeland en de Europese Unie-landen inclusief het Verenigd Koninkrijk (EU-28) zijn de drie bekende zuivelexporterende regio’s. Deze regio’s staan nu ook weer klaar om de vraag naar zuivel in te vullen. De vorige keer dat De Rabobank deze analyse maakten over de periode 2018 tot en met 2023, was de EU-28 de belangrijkste markt met een handelsoverschot. Europa bereidde zich voor op een tijdperk zonder melkquotum. Inmiddels ziet het speelveld er door nieuwe productiebeperkende factoren, zoals het fosfaatquotum in Nederland, iets anders uit door het ingevoerde fosfaatquotum en uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu. De Rabobank verwacht dat de VS de plaats van de EU-28 inneemt.
Voor dit decennium is de verwachting dat het handelsoverschot van de VS toeneemt met 7,5 miljoen ton LME (liquid milk equivalents) en dat van de EU-28 met 6,7 miljoen ton LME. In onze vooruitzichten exporteert Nieuw-Zeeland in 2030 1,7 miljoen ton LME minder vergeleken met 2020. Ondanks deze daling blijft Nieuw-Zeeland de tweede grootste exporterende regio en dus een niet te onderschatten speler. Kortom: de VS gaat meer exporteren, Nieuw-Zeeland iets minder en de Europese export van zuivelproducten zal licht stijgen.
Een belangrijke factor is de prijs-marktwerking. Als de melkprijs drie jaren op rij boven de €40 per 100 kilogram ligt, zullen Europese melkveehouders de productie opvoeren. Daarentegen kunnen (te) dure zuivelproducten juist tot minder vraag leiden of investeringen in lokale melkproductie stimuleren (bijvoorbeeld in China). Hogere opbrengstprijzen zullen niet uit de ‘traditionele (wereld)markt’ komen omdat melk op het oog niet te onderscheiden is. Extra rendement op de lange termijn zal dan ook moeten komen uit toegevoegde waarde. Inspelen op demografische ontwikkelingen, de voedingswaarde van melk of zuivel als medische voeding zijn hier voorbeelden van. Denk ook aan duurzaamheid en vergoedingen voor maatschappelijke diensten zoals onderhoud van het landschap. De verwachte import- en exportbehoefte naar zuivel tot 2030 toont een stabiele vraag én laat zien dat de markt niet overspoeld gaat worden, zie ook figuur 2.
Ruimte voor zuivelalternatieven
De meest interessante categorie is de ‘kans’ met een volume van ruim 20 miljoen ton LME in 2030 (zie figuur 2). De verwachting is dat deze potentiële marktkans wordt ingevuld door een combinatie van zowel zuivelproducten als alternatieve zuivelproducten. Daarnaast biedt deze ruimte kansen voor de zogenoemde hybride zuivelproducten: zuivel waarin deels plantaardige grondstoffen zijn verwerkt. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenoemde fat filled milk powders. Een vervanger van volle melkpoeder die is gebaseerd op magere melkpoeder en plantaardige vetten. Momenteel zijn de volumes van hybride producten nog beperkt. Biedt hybride zuivel voordelen? Het is onder andere goedkoper doordat de plantaardige grondstoffen vaak goedkoper zijn dan dierlijke. Daarnaast willen groepen consumenten minder dierlijke producten consumeren. Ook kunnen plantaardige grondstoffen de functionaliteit van het product versterken.
Plantaardige zuivelalternatieven zijn bezig aan een opmars en inmiddels niet meer weg te denken uit de supermarkt. Wij verwachten dan ook dat de groei richting 2035 en daarna doorzet. In ons basisscenario heeft dit een relatief beperkte impact op de melkvolumes. Dat komt doordat het groeipatroon van plantaardige zuivelalternatieven niet te vergelijken is met alle zuivelcategorieën. In Nederland wordt slechts zeven tot acht procent van de geproduceerde melk gebruikt voor het maken van vloeibare en verse zuivelproducten. Voor kaas is dat ruim 50 procent. Daarnaast verwacht de Rabobank dat door een nog steeds stijgende kaasconsumptie de vraag naar melk als grondstof binnen de EU-28 licht blijft stijgen. Hierdoor blijft de impact op de melkvolumes beperkt. Een relatief kleine versnelling in kaasalternatieven heeft hiermee wel gelijk al impact. Benieuwd waarom consumenten voor (plantaardige) alternatieven kiezen? Dat leest u in ons recent verschenen artikel over de eiwittransitie.
Op het gebied van vloeibare zuivel en yoghurt is de zichtbaarheid van plantaardige alternatieven in het supermarktschap sterk toegenomen. Vooral de volumegroei van de haver- en amandelvarianten is indrukwekkend. Het marktaandeel in de EU-28 ligt voor vloeibare alternatieven momenteel rond de 4,5 procent en stijgt volgens ons basisscenario naar zo’n 13,5 procent in 2035. Hier tegenover staat dat de ontwikkelingen van alternatieven voor kaas een paar stadia achterlopen. Zo is het marktaandeel in 2020 geschat op 0,33 procent. Het aantal investeringen is de afgelopen jaren is wel fors toegenomen. Het proces en de variëteit in kaassoorten maakt het ook ingewikkeld om een alternatief te maken. In ons basisscenario gaan wij uit van een marktaandeel van zuivelalternatieven van 2,3 procent in 2035.
Zuivelalternatieven: grote uitdagingen én potentie tot versnelling
Grote uitdagingen voor de zuivelalternatieven zijn de hoge consumentenprijs, dat de producten relatief veel bewerkt moeten worden, en de verschillen in smaak en voedingswaarde (per eenheid product) vergeleken met zuivelproducten.
Factoren die groei van alternatieven kunnen versnellen zijn:
- Kleiner prijsverschil: alternatieven zijn nu vaak aanzienlijk duurder;
- Grotere foodbedrijven die investeren in marketing: nieuwe productiemethodes zorgen voor schaalvoordelen en gaan daardoor mogelijk meer op prijs concurreren;
- Grote retailers en fastfoodketens die alternatieven omarmen: dit vergroot de beschikbaarheid, waarbij deze bedrijven ook het vermogen hebben om in relatief korte tijd met aanzienlijke volumes om te schakelen;
- Alternatieven als ingrediënt en onderdeel van een groter menu: hiermee kun je verschillen in smaak en de lagere voedingswaarde compenseren. Vooral de foodservice kan hierin (voor de kaas) een grote rol spelen;
- Innovatieve producten met een smaak en voedingswaarde die identiek is aan traditionele zuivelproducten.
De Rabobank verwacht dat consumenten in 2030 kunnen kiezen uit een ruim assortiment zuivelproducten, zuivelalternatieven én hybride producten. Door ruimte in de markt hoeft de markt voor zuivelalternatieven in eerste instantie nog geen bedreiging te zijn voor Nederlandse melkveehouders. Om dat zo te houden, is het voor de Nederlandse zuivelketen belangrijk te blijven focussen en verbeteren op het gebied van duurzaamheid. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om klimaat en dierenwelzijn, maar ook om de nutritionele waarde van zuivelproducten goed te communiceren en in de markt te zetten.
Kansen voor zuivel door veranderingen demografie
Volgens de Verenigde Naties (VN) delen we onze planeet in de periode 2020 tot 2030 met een extra 750 miljoen mensen. Meer dan 35 procent van de bevolkingsgroei vindt plaats in Afrika, gevolgd door India met 16 procent, Pakistan met 5,6 procent, Indonesië met 3,4 procent, China met 3,3 procent en de VS met 2,5 procent. India en Pakistan zullen hun zoektocht voortzetten om zelfvoorzienend te zijn. Hoewel dat uitdagend is, is het een kans voor de toeleverende sector om technologie, apparatuur, genetica en andere benodigdheden te leveren om verspilling tegen te gaan, de melkproductie te verhogen en zo de hoge CO₂-uitstoot op melkveebedrijven in deze regio te verlagen.
Afrika blijft een (groeiende) netto-importeur van zuivelproducten (zie World Dairy Map) en importeert voornamelijk van internationale spelers. Desondanks is er ruimte voor bloeiende regionale binnenlandse zuivelproductie zoals in Oost-Afrika doordat er natuurlijke bronnen en sociale, economische en politieke stabiliteit zijn. Net als Afrika blijft ook Indonesië een groeimarkt voor wereldwijde zuivelexporteurs.
Afgezien van geopolitieke gevolgen zal China ’s werelds grootste importeur van zuivelproducten blijven. Hoewel de afgelopen twintig jaar vooral de markt voor baby- en kindervoeding de belangrijkste markt was, zal China’s zuivelmarkt voornamelijk groeien in de categorie ‘Actieve Zilveren’ (een benaming voor mensen boven de 50 jaar). De bevolking van China groeit naar verwachting met 25 miljoen in komend decennium, al zijn er significante demografische veranderingen. Het aantal mensen in de categorie tot 4 jaar oud zal naar verwachting dalen met 13 miljoen mensen, terwijl de categorie boven de 50 jaar toeneemt met 100 miljoen mensen.
De zuivelmarkten van de VS en EU
In de VS zal de bevolking toenemen met 18,6 miljoen tot een totaal van bijna 350 miljoen mensen in 2030. Het gaat om een vergrijzende, welvarende markt die innovatie en concurrentie aantrekt. De EU-27 (dus zonder het VK) is een markt van bijna 450 miljoen mensen in 2030. Dit is ook een vergrijzende, welvarende markt, en slechts 2,3 miljoen mensen groter dan in 2020. Als gevolg hiervan zullen Europese zuivelbedrijven beperkte groei zien in de thuismarkt. Tegelijkertijd wordt in de EU-27 een jaarlijkse groei van de melkproductie verwacht met 0,6 procent, vergeleken met een samengestelde jaarlijkse groei van 1,2 procent in de periode 2016 tot en met 2020.
Zuivelcoöperaties in de EU-27 en Nieuw-Zeeland zullen verder worden uitgedaagd om te zorgen voor meer omzetgroei. Dat komt door een combinatie van een volwassen thuismarkt en, belangrijker nog, beperkte groei in melkvolumes als gevolg van beperkingen op het gebied van duurzaamheid. Daardoor zal de focus meer komen te liggen op waardestrategieën, inclusief zuivelalternatieven, heroverwegen van de passende fabriekscapaciteit en wereldwijde samenwerkingen op het gebied van marketing. Rabobank ziet in de basis wel potentie tot waardecreatie bij een grote groep welvarende, Europese consumenten die van oudsher relatief veel zuivelproducten eten en drinken. Denk bijvoorbeeld aan proteïnedrankjes voor sporters, speciaalkazen of ingrediënten uit melk als grondstof voor industriële producten. Zo verkoop je het dus niet als melk en kun je een hogere prijs vragen.
Een blik op de toekomst van de zuivel
Wereldwijd gaat de consolidatie op boerderijniveau door en zullen melkveebedrijven naast melk ook credits voor ecosysteemdiensten op de markt brengen. Zo kun je bij CO₂-opslag in de bodem de CO₂-reductie verkopen aan andere partijen zoals een luchthaven. De grootste melkveebedrijven in Noord-Amerika, China en Rusland zullen meer dan 250.000 koeien herbergen, verdeeld over meerdere locaties. Ook zullen ze processen verticaal integreren. De Rabobank verwacht dat in veel regio’s de gemiddelde omvang van de veestapel toeneemt, behalve in Europa en Nieuw-Zeeland, waar milieu- en maatschappelijke druk zorgen voor een beperkte groei van de veestapel. Een toename in productie komt hierdoor voornamelijk door een hogere productie per koe.
De Rabobank verwacht dat consumenten in 2030 de optie hebben om plantaardige en celgekweekte zuivelalternatieven te kopen tegen concurrerende prijzen. Consumenten met een voorkeur voor GMO-vrije producten (dat er minder dan 0,9 procent aan genetisch gemodificeerd materiaal in het product zit) zullen voornamelijk kiezen voor plantaardige alternatieven. Door de nutriëntendichtheid van natuurlijke zuivel blijft zuivel een hoofdbestanddeel van onze voeding. Maar het is ook belangrijk dat de zuivelsector meewerkt aan wereldwijde oplossing voor de vermindering van emissies. Zo beweegt de sector mee met klimaatbewuste consumenten, voedselfabrikanten en foodservicebedrijven.
Bron: De Rabobank