Staan de maaier en de strooier goed afgesteld voor grasland? Weet ik de samenstelling van de dierlijke mest en staat de bemestingsapparatuur goed ingesteld? Zo maar een paar basis zaken die helpen om optimaal gras te produceren met de hoeveelheid meststoffen die beschikbaar zijn op het bedrijf. Het zijn kleine zaken (kosten niks extra), maar die kunnen net het verschil maken.
De eerste snede staat bij velen voor de deur. Zorg voor een juiste maaihoogte. Een maaihoogte van minimaal 5-6 cm voldoet goed, zo blijkt uit diverse onderzoeken. Bij korter maaien worden de groeipunten weggemaaid. Daardoor komt de hergroei trager op gang. Bij zware sneden (boven de 4 ton/ha) is het wel gewenst om iets hoger te maaien (7 cm). Gebruik scherpe messen en vervang die op tijd. Ook dat bespoedigt de hergroei. Indien het perceel niet vlak ligt, maai dan iets hoger om een witte stoppel te voorkomen.
Ken je opbrengst van grasland
De snedeopbrengst laat zich niet exact plannen. Door weersomstandigheden en/of inschattingsfouten kan de opbrengst duidelijk afwijken. Voor juist bemesten is het zaak om zo goed mogelijk te schatten wat de gerealiseerde opbrengst is. Oogst je bijvoorbeeld een ton meer dan waarvoor bemest is, dan heeft de navolgende snede extra mest nodig. De Adviesbasis Bemesting van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) rekent voor wat je had moeten bemesten ten opzichte van wat je hebt bemest. De volgende snede kun je het beste 25% van dit verschil extra geven. Ruwweg komt 1 ton meer of minder opbrengst overeen met 10 kg N/ha meer of minder strooien in de navolgende snede.
Een goed afgestelde kunstmeststrooier
Na de eerste snede zijn de aanvullende kunstmestgiften veelal beperkt tot 80-150 kg meststof per ha. Juist bij lage hoeveelheden is het zaak om precies te weten hoeveel je moet geven om zo ook nog kunstmest beschikbaar te hebben voor latere sneden en zeker voor de laatste sneden. Een kleine beetje stikstof bespoedigt de hergroei en zorgt voor een korte groeiduur van een snede. Daardoor neemt het risico op kroonroest in de herfst ook af.
Mest toedienen latere sneden
Weet hoeveel mest je geeft. Gebruik je eigen apparatuur en zorg voor een goede afstelling. Zorg ervoor dat bij de zodenbemester de mest echt onder het maaiveld blijft. Komt de mest erboven uit dan geeft dat extra ammoniakemissie en lagere stikstofwerking van de mest. Water toevoegen aan de mest kan de werking verder verhogen (bij sleepvoetenbemesting op klei en veen is 50% water toevoegen verplicht). De Adviesbasis geeft aan hoeveel N-werking je kunt inrekenen voor mest, al dan niet verdund met water en afhankelijk van de mestsamenstelling. Voor de zodenbemester geldt dat de kouters goed scherp moeten zijn voor een mooi snijvlak en een net werkresultaat.
Mestanalyses
Op veel bedrijven maakt de eigen dierlijke mest de helft uit van de totale werkzame stikstofgift. De samenstelling van de mest kan gedurende het seizoen variëren. Mest die op maisland komt heeft vaak een andere samenstelling dan de mest die later in het groeiseizoen wordt uitgereden. Het is aan te raden om bijv. voor de tweede snede of voor de teelt van mais nog eens een goed mestmonster te nemen.
Harken en schudden van grasland
Voorkom teveel ruw as (RAS) in de kuil door te diep afgestelde schudders en harken. Indien goed gras wordt vermengd met grond verloopt de conservering slechter, daalt de voederwaarde en de opname van het vee. Vooral ook de scores in de KringloopWijzer en benutting van RE worden sterk beïnvloed door het RAS gehalte. Stel de machine goed af. Rijd een stukje en laat de machine even draaien terwijl je niet rijd en controleer of deze niet door de grond harkt, maar alleen door de stoppel. Controleer dit steeds even op een nieuw te bewerken perceel. Zo realiseer je een goede kuil met een hoge voederwaarde.
Samengevat
Netjes werken, goed afgestelde apparatuur en het juist toepassen zijn zaken die een kleine moeite kosten, maar ervoor zorgen dat je grasland in top conditie blijft en goed gras kan produceren. Dit verhoogt het effect van bemestingsadviezen en mestgiften. Goed voer van eigen grond is de basis van een goed bedrijfsresultaat met maximale inzet van eigen ruwvoer.
Bron: Verantwoorde Veehouderij