Op meerdere percelen met maïs is dit jaar al weer kopbrand, builenbrand of een combinatie van beide schimmelziektes geconstateerd. Het is raadzaam om uw maïsperceel hierop te controleren en bij aantasting, onderstaande informatie goed te lezen of advies in te winnen bij uw leverancier.
Builenbrand
De schimmelsporen van builenbrand (Ustilago maydis, foto boven) kunnen via wind, neerslag en insecten worden verspreid en de maïsplanten infecteren. Hoge temperaturen, aantasting door de fritvlieg, droogtestress en/of beschadiging door bijvoorbeeld hagel bevorderen de kieming van de sporen. Deze sporen kunnen tot tien jaar in de bodem overleven. Bijzonder opvallend zijn aantastingen van het laatste stengellid en de pluim. Hier varieert de grootte van de builen van een erwt, tot een totaalaantasting van de pluim bestaande uit talrijke afzonderlijke brandgallen.
Maïs in enge vruchtopvolging of in monocultuur leidt niet tot een continu toenemende infectie met builenbrand. Er stelt zich meestal een natuurlijk evenwicht in waarvan de graad van infectie vooral afhangt van de intensiteit van fritvliegaantasting en weersinvloeden gedurende de vegetatieve groeiperiode (droogte gevolgd door voldoende regen).De ernst van de aantasting is onafhankelijk van de frequentie van de maïsteelt. Verliezen in opbrengst en kwaliteit kunnen wel het gevolg zijn. Meerdere voederproeven hebben echter aangetoond dat met builenbrandsporen gecontamineerde kuilen geen negatief effect hebben op de gezondheid en de prestaties van rundvee. Ondanks deze proefervaringen is zekerheidshalve wel het advies om maïs van ernstig aangetaste percelen niet of heel beperkt aan dieren te voeren. Terzijde, in Mexico wordt de schimmel voor culinaire gerechten gebruikt. Builenbrand wordt vooral door consequent veredelingswerk sterk teruggedrongen, wat niet wil zeggen dat er geen verschillen in de mate van gevoeligheid tussen rassen bestaan. De nationale rassenlijst geeft hier uitsluitsel over.
Kopbrand
Kopbrand (foto onder) of ook wel head smut genoemd, is een schimmelziekte (Sphacelotheca reiliana) die op steeds meer plaatsen voorkomt en ook dit jaar al weer geconstateerd is. In de praktijk wordt deze schimmelaantasting niet altijd herkend, omdat deze mogelijk verward wordt met de schimmel die Builenbrand veroorzaakt. De overeenkomst is dat beide schimmels in de grond overblijven, maar de mate van schade is bij kopbrand veel groter. Bij een aantasting met kopbrand worden de kolf en pluim van de maïsplant in sporen omgezet.
Na de bloei worden de ziektesymptomen zichtbaar in de vorm van uitwassen en sporenkapsels. De aantasting is alleen te zien aan de kolf en de pluim van de maïsplant. Sterk aangetaste pluimen hebben een ‘flessenborstel’ aanzicht. Aangetaste kolven zijn kleiner dan gezonde, zijn peervormig en voelen zacht/pluizig aan. Bij een zware aantasting is een voor kopbrand kenmerkende ‘zwarte stofwolk’ van schimmelsporen rond de hakselaar tijdens het hakselen van de maïs waar te nemen. Via deze machine en door de wind worden deze sporen verder op het bewuste, maar ook naar naburige percelen verspreid. De mate van aantasting en daarmee schade is afhankelijk van de (weers)omstandigheden, de schimmeldruk en de gevoeligheid van het gezaaide ras. Gevallen van aantasting van 20% op perceelsniveau tot pleksgewijs zelfs 100% zijn bekend. Wanneer kopbrand op een perceel geconstateerd wordt, is het heel erg belangrijk om een goede hygiëne te betrachten. Besmetting van tot dan toe niet geïnfecteerde percelen via bijvoorbeeld de hakselaar of gronddeeltjes die aan schoeisel kan heel gemakkelijk optreden. Bij kwekers en onderzoekers is bekend dat er sprake is verschillen in mate van de gevoeligheid tussen rassen. Helaas is dit (nog) niet op de nationale rassenlijst terug te vinden.