Het melkvee dat in het gebied bij Attero gehuisvest is, kan naar buiten. Vandaag werden de resultaten van het onderzoek naar dioxine in grasmonsters bekend.
Het gebied waar de metingen plaatsvonden ligt ten zuidoosten van Attero in de richting van Tiendeveen, de zogenaamde pluim. Op basis van de resultaten is dit gebied opgedeeld in vier vlakken. De dichtstbijzijnde grond is van Attero zelf, hier wordt het gras op korte termijn gemaaid, afgevoerd en vernietigd. Gebied twee is natuurgebied, hier grazen geen dieren en is geen verdere actie nodig. Gebied 3 ligt tegen het natuurgebied aan. Met de twee ondernemers in dit gebied zijn afspraken gemaakt over onder andere het maaien en afvoeren van hun gras. In de rest van het gebied zijn geen verdere acties nodig. Het dioxinegehalte ligt op achtergrondniveau.
Uit de vergelijking van de gehalten die door de Milieuongevallendienst van het RIVM direct na de brand zijn gemeten en de gehalten die in het kader van het vervolgonderzoek (half februari) zijn gevonden blijkt dat de dioxinen en dioxine-achtige PCB-gehalten in gras in de tussenliggende periode van ruim vijf weken substantieel zijn afgenomen. De 37 geanalyseerde grasmonsters gaven voldoende inzicht in de omvang van het effectgebied, er was geen reden om nog meer grasmonsters uit een groter gebied te laten analyseren.
Al eerder werd bekend dat de resultaten bij de pluimveebedrijven in het gebied zodanig gunstig waren dat het pluimvee weer naar buiten kon.
Onderzoek in opdracht van Attero en LTO Noord
Attero heeft Wageningen Plant Research (Wageningen UR) gevraagd het vervolgonderzoek uit te voeren. De opzet en uitvoering is in samenspraak met LTO Noord als vertegenwoordiger van de agrarische sector vastgesteld. De analyses zijn uitgevoerd door het RIKILT (Wageningen UR). Attero en LTO Noord zijn blij met de uitkomsten van de onderzoeken.
Aanleiding onderzoek
Van 4 op 5 januari 2019 heeft er brand gewoed bij afvalverwerkingsbedrijf Attero in Wijster. De Milieuongevallendienst (MOD) van het RIVM heeft op zaterdag 5 januari o.a. een vijftal grasmonsters verzameld en geanalyseerd benedenwinds van de brand. In de grasmonsters zijn verhoogde concentraties dioxinen en dioxine-achtige PCB’s gemeten ten opzichte van het referentiepunt bovenwinds van de brand. De gehalten waren ook hoger dan de gebruikelijke achtergrondconcentraties voor de tijd van het jaar. In alle grasmonsters, inclusief die van het referentiepunt lagen de dioxinegehaltes boven de norm voor gras als veevoeder. Hiervan meldt het RIVM dat gehaltes in gras in de winter over het algemeen al boven de norm voor gras als veevoeder liggen omdat het gras in de winter nauwelijks groeit. De geconstateerde verhoogde dioxinegehalten in gras vormden de aanleiding voor het opstarten van vervolgonderzoek naar de gevolgen voor de agrarische sector in het getroffen gebied.
Bron: LTO Noord