Koeien & Kansen bedrijven mogen gebruik maken van de BEP (bedrijfseigen fosfaatnorm). Zeven van de 16 bedrijven hebben hier voordeel van. Hun fosfaatoogst is hoger dan de forfaitaire bemestingsnorm. De hogere fosfaatgebruiksnorm (BEP-norm) kan op een derogatiebedrijf alleen worden aangevuld met dierlijke mest en niet met fosfaatkunstmest. Bij veel bedrijven bepalen de stikstofgebruiksnorm en de stikstofexcretie hoeveel dierlijke mest moet worden afgevoerd, waardoor fosfaatevenwichtsbemesting vaak niet mogelijk is.
BEP voordeel
Wanneer de fosfaatonttrekking van de gewassen hoger is dan de forfaitaire bemestingsnorm heeft een bedrijf een zogenaamd BEP voordeel. Het bedrijf krijgt dan een hogere fosfaatgebruiksnorm. De Koeien&Kansen bedrijven die een BEP voordeel hebben zullen de BEP als norm willen gebruiken en de bedrijven met een BEP nadeel de forfaitaire norm. Van alle Koeien&Kansen bedrijven hebben 7 bedrijven een BEP-voordeel en gemiddeld mogen die bedrijven 23 kg fosfaat per ha meer plaatsen dan de forfaitaire norm. Bij 3 van deze 7 bedrijven is bij gebruik van de forfaitaire norm fosfaat bepalend voor de mestafvoer en bij gebruik van de BEP is dus extra fosfaat met dierlijke mest te gebruiken. Bij de andere 4 bedrijven is stikstof bepalend voor de mestafvoer. Ondanks een hogere BEP-norm kunnen deze vier bedrijven geen fosfaatevenwichtsbemesting bereiken omdat de mestafvoer gelijk blijft en geen extra fosfaatkunstmest te gebruiken is vanwege de derogatie-eis. Gemiddeld is de forfaitaire fosfaatplaatsingsruimte 85 kg/ha en de BEP 95 kg/ha.
N/P verhouding in de mest
Een intensief melkveebedrijf dat mest afvoert, zal meestal niet exact de juiste hoeveelheid stikstof en fosfaat afvoeren die nodig is. Er wordt van één van beide te veel afgevoerd en van het andere element de juiste hoeveelheid. Als er meer stikstof wordt afgevoerd dan nodig, kan dit met kunstmest worden gecompenseerd. Voor derogatiebedrijven geldt dit voor fosfaat niet. Vanwege het verbod op gebruik van fosfaatkunstmest kan de fosfaat die te veel is afgevoerd niet met kunstmest worden gecompenseerd. Op derogatiebedrijven is de totale fosfaatgebruiksnorm gelijk aan de fosfaatnorm voor dierlijke mest.
Om de fosfaatgebruiksnorm en de stikstofgebruiksnorm van dierlijke mest zo optimaal mogelijk te kunnen benutten moet de verhouding N/P in de excretie gelijk zijn aan de verhouding N/P in de plaatsingsruimte.
Wanneer de N/P verhouding in de excretie hoger is dan in de plaatsingsruimte, bepaalt stikstof de hoeveelheid mest die moet worden afgevoerd. Als de N/P verhouding in de excretie lager is dan in de plaatsingsruimte, is fosfaat bepalend voor de mestafvoer. Als een bedrijf gebruik maakt van de BEP krijgt het bedrijf meer fosfaatplaatsingsruimte en gaat de N/P verhouding in de plaatsingsruimte omlaag.
Verlagen fosfaatexcretie
Bij gebruik van de forfaitaire fosfaatgebruiksnorm, bepaalt op de bedrijven 1, 5 en 12 fosfaat hoeveel mest er moet worden afgevoerd. Bij gebruik van de BEP-norm bepaalt stikstof uiteindelijk de mestafzet. Want deze bedrijven kunnen niet de volledige BEP ruimte invullen. Ze komen nog steeds fosfaat tekort en het lukt deze bedrijven niet fosfaatevenwichtsbemesting te realiseren. Omdat ze minder mest hoeven af te voeren hebben ze wel een voordeel van de BEP en de hogere plaatsingsruimte verlaagt het fosfaatoverschot. Dat is bovendien gunstig voor de grondgebondenheid en de hoeveelheid mest die verwerkt moet worden.
Verlagen van de excretie om zo meer dieren te kunnen houden bij het systeem van fosfaatrechten werkt op deze bedrijven niet mee aan duurzaam bodembeheer. Vooral op gronden met een lage fosfaattoestand die niet voor fosfaatreparatie in aanmerking komen, kan dit een probleem worden.
Het invullen van fosfaatrechten, grondgebondenheid en evenwichtsbemesting is op elk bedrijf anders en vraagt veel maatwerk.
Bron: Dairy Campus