De vrijwillige kavelruil heeft na een sterke terugval in 2000-2003 een comeback gemaakt. In de laatste vijf jaar is gemiddeld 7.100 ha landbouwgrond per jaar via dit instrument overgedragen. Na de piek in 2014 van meer dan 8.000 ha, is de omvang echter gedaald tot 5.500 ha in 2016. Relatief wordt veel landbouwgrond in het noorden en oosten van het land via vrijwillige kavelruil overgedragen; in het zuiden gebeurt dat veel minder. Dit blijkt uit een verkenning van Kadaster en Wageningen Economic Research in opdracht van a.s.r. vastgoed vermogensbeheer.
Het instrument vrijwillige kavelruil
De klassieke methode om de verkaveling aan te passen is de wettelijke herverkaveling op basis van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg, de opvolger van de Landinrichtingswet 1985) die in werking is getreden op 1 januari 2007. Hierbij is de grondruil verplicht. De laatste jaren wordt deze methode van landinrichting steeds minder toegepast. De ‘ruilverkaveling bij overeenkomst’ (vrijwillige kavelruil of kortweg: kavelruil), ook onderdeel van de Wilg (art. 85-88), kenmerkt zich echter door het vrijwillige karakter van de grondruil. De eenvoudigste vorm is de losse kavelruil met drie deelnemers. Dat drietal, veelal agrarische ondernemers, is minimaal nodig om ervoor te zorgen dat de verkrijgers worden vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Een andere voorwaarde is dat de betreffende kavelruilovereenkomst wordt vastgelegd in openbare registers. Kavelruil wordt vooral gebruikt om de verkavelingsstructuur in het landelijk gebied te verbeteren. Door ruiling worden de percelen grond per deelnemer zo veel mogelijk bij elkaar gebracht, bij voorkeur aansluitend aan de bedrijfslocatie. Naast de kostenbesparing voor de agrarische ondernemers, draagt de kavelruil bij aan de realisatie van natuurdoelen en waterberging, en aan de verbetering van de verkeersveiligheid.
Aantal kavelruilen en betrokken partijen
In het kavelruilproces wordt (een deel van) het eigendom van verschillende eigenaren geruild. Daarbij is het mogelijk dat het aantal partijen met inbreng (dat zijn eigenaren die hun grond in de ruil inbrengen) verschilt van het aantal partijen met een toedeling (dat zijn de eigenaren die grond uit de ruiling verkrijgen). In de praktijk ligt het aantal inbrengende en toegedeelde partijen binnen één akte echter dicht bij elkaar. In de periode 1994-2016 zijn dat er gemiddeld vijf (inbrengers en toegedeelden), en zes in de jaren 2012-2016. Ruim 60% van de akten telt minder dan vijf partijen, en ruim 90% maximaal tien inbrengers en toegedeelden. Tussen 1994-2016 zijn gemiddeld 221 kavelruilakten per jaar bij het Kadaster ingeschreven (en 190 per jaar in de periode 2012-2016). Een deel van deze akten kent een onderlinge relatie, omdat in grootschalige kavelruilprocessen met regelmaat wordt gewerkt met verschillende deelakten. Daarbij is het gehele kavelruilproces in de tijd en ruimte opgedeeld in overzichtelijke ruilingen die overigens onderling wel samenhang vertonen qua eigenaren en eigendom.
Grondmobiliteit binnen kavelruil
De hoeveelheid landbouwgrond die wordt overgedragen via kavelruil vertoont de afgelopen decennia grote fluctuaties. Na een sterke toename in de 2e helft van de jaren negentig met een piek in 1999-2000 (11.000 ha per jaar), volgt een forse daling met een dieptepunt in 2003 (900 ha), waarna een geleidelijk herstel inzet. Vanaf 1994 is jaarlijks gemiddeld 6.400 ha landbouwgrond geruild; de laatste vijf jaar (2012- 2016) ligt dat op 7.100 ha. In de afgelopen twee jaar is het areaal vrij sterk afgenomen, van 8.200 ha in 2014 tot 5.500 ha in 2016.
Kavelruil regionaal
De hoeveelheid grond die betrokken is bij een kavelruil verschilt regionaal sterk. Uitgedrukt als aandeel van het totale landbouwareaal scoort het landbouwgebied Zuidwest-Brabant in de periode 2012-2016 het laagst; hier is 0,6% van het agrarisch areaal geruild in een kavelruil. Het Centraal Veehouderijgebied en het Noordelijk Weidegebied gaan aan kop met 3,4% en 3,3%. Als de mobiliteitscijfers uit kavelruilen worden gesommeerd met de grondmobiliteit op de vrije markt, dan blijkt dat met name in het noordoostelijke deel van Nederland veel grond via kavelruil van eigenaar wisselt . Ook in absolute aantallen voeren het Noordelijk Weidegebied en het Oostelijk Veehouderijgebied de ranglijst aan.
Agrarische grondmobiliteit
- vrije markt De agrarische grondmobiliteit
- het verhandelde areaal landbouwgrond
- geeft aan hoeveel agrarische grond is verhandeld op de vrije markt.
Aan de basis van de berekening van de grondmobiliteit staan de transacties in het eigendomsregister van het Kadaster, aangevuld met informatie over de agrarische sector. Voor het bepalen van de agrarische grondmobiliteit zijn de verhandelde percelen op de volgende kenmerken geselecteerd:
- Het gaat om grasland, bouwland, snijmais, bollenland, boomkwekerij, fruitteelt en overig tuinland.
- Soort overdracht is koop-verkoop.
- Zakelijk recht is volle eigendom.
- Geen familierelatie.
- Oppervlak perceel groter dan 0,25 ha.
- De koopsom is groter dan 1 euro.
Bron: WUR