Onderzoek in het project Amazing Grazing en de PPS Ruwvoerproductie en Bodemmanagement op KTC Zegveld laat zien dat gras zich aanpast aan het beweidingssysteem. Er is een vergelijking gemaakt tussen kurzrasen en stripgrazen. Bij kurzrasen heeft het gras kleinere spruiten met kortere stengels en relatief veel bladmateriaal. De totale hoeveelheid blad is lager dan bij stripgrazen net voor beweiding. Echter, percentueel gezien zijn de verschillen minimaal. Daartegenover staat dat vlak na beweiding bij stripgrazen de hoeveelheid blad een stuk lager ligt dan bij kurzrasen.
Kleine maar bladrijke grasspruitjes
Naast een dichtere graszode heeft kurzrasen ook een groot effect op grasmorfologie vergeleken met stripgrazen (of omweiden). Bij stripgrazen groeit een grasspruit twee tot vier weken lang. Tijdens deze periode neemt zowel de lengte van de pseudostengel toe, maar ook het aantal en de lengte van de bladeren (Figuur 1a). Daarna wordt het afgegraasd tot een hoogte van 5 tot 6 cm en blijft er een "kale" stoppel over met slechts weinig bladmateriaal (Figuur 1b). Bij kurzrasen worden de spruitjes bijna dagelijks afgegraasd tot een min of meer constante hoogte tussen de 3 en 5 cm. Bij de "normale" groeivorm van Engels raaigras zou er op deze hoogte nauwelijks bladmateriaal overblijven en zou de zode door een gebrek aan fotosynthese capaciteit niet of slecht hergroeien.
Op den duur leidt dit tot een uitputting van de suikerreserves in de stoppel en wortels. Echter, wat we in Zegveld zien, is dat de spruiten zich snel aanpassen aan deze andere vorm van beweiding door de vorming van kleinere spruiten met kortere stengels en relatief veel bladmateriaal (Figuur 1 c). De totale bladoppervlakte, en dus fotosynthese capaciteit, is lager voor kurzrasen vergeleken met stripgrazen net voor beweiding. Maar de hoeveelheid blad als percentage van het totale bovengrondse plant materiaal is maar een beetje lager bij kurzrasen (Figuur 2). Daartegenover staat dat vlak na beweiding bij stripgrazen de hoeveelheid blad, zowel absoluut als percentueel, een stuk lager ligt dan bij kurzrasen.
Figuur 1.
Figuur 1. Het effect van beweidingssysteem (KR = kurzrasen; SG-voor = stripgrazen voor begrazing; SG-na = stripgrazen na begrazing) op de verhouding tussen blad en pseudostengel op basis van lengte in mei 2016.
Deze enorme aanpassing in grasmorfologie verklaart onder andere waarom een kurzrasen zode ook op de lange termijn kan blijven produceren. Ook al is het op een lager productieniveau dan stripgrazen Deze lag in 2016 ruim 20% lager. Tevens zorgt het ervoor dat de grasopname door de koeien tijdens beweiding voornamelijk bestaat uit jong bladmateriaal met een hoge voederwaarde.
Figuur 2.
Dit jaar worden de morfologiemetingen voortgezet om te kijken hoe de ontwikkelingen zijn in het derde opeenvolgende jaar bij kurzrasenbeweiding. Tevens is er aandacht voor de beworteling onder beide beweidingssystemen. Verder gaan we in dit onderzoek vergelijkbare metingen doen bij de systemen roterend standweiden en stripgrazen op Dairy Campus.
Dit vergelijkend onderzoek naar kurzrasen en stripgrazen in het Veenweidegebied is uitgevoerd door KTC Zegveld, Louis Bolk Instituut en Wageningen Universiteit & Research in het kader van de projecten Systeeminnovatie Beweiden Veenweiden, Amazing Grazing en de PPS Ruwvoerproductie en Bodemmanagement.