In de melkveehouderij is er een toenemende belangstelling voor kruiden. Kruiden kwamen vroeger in grote verscheidenheid in grasland voor. Een inventarisatie in de periode kort na de Tweede Wereldoorlog liet 453 verschillende plantensoorten zien in 1577 Nederlandse graslanden. Van deze soorten kwamen er 142 voor in tien of meer percelen: 60 grassoorten, 27 vlinderbloemigen, 55 schijngrassen (o.a. Carex-, Juncus-, Equisetum-, en Scirpussoorten) 58. Ook kruiden als karwij, wilde peen en kleine pimpernel en vlinderbloemigen zoals rolklaver kwamen in deze graslanden voor, veelal onder specifiekere omstandigheden en dus met lagere percentages.
Onder andere door graslandmanagement met een intensieve bemesting en een sterke focus op productie en verteerbaarheid, en het gebruik van eenzijdige zaadmengsels bij herinzaai, zijn veel kruiden in de jaren daarna uit het grasland verdwenen. De laatste jaren neemt de roep om een herwaardering van kruiden echter weer toe. Dit onder andere vanwege hun mogelijke rol in een natuurlijker en biodiverser grasland en een bredere kijk op voederwaarde en diergezondheid. Kruiden hebben een ander bewortelingspatroon dan grasachtigen, waardoor diepere bodemlagen ontsloten kunnen worden en de droogtebestendigheid van het weiland verbetert. Doordat ze meer en andere mineralen opnemen kan de voederwaarde in brede zin verbeteren. De hogere gehaltes aan vitaminen en andere secundaire metabolieten kunnen de gezondheid van het vee bevorderen. Sommige kruiden hebben een gunstig effect op de vetzuursamenstelling van de melk. Kruidenrijk grasland heeft een hogere belevingswaarde, en kan bovendien meer insecten en daardoor meer weidevogels aantrekken.
Kruidenrijk grasland als robuust systeem.
De huidige landbouw is gericht op het controleren van optimale omstandigheden voor hoge opbrengsten (“controlemodel”) en wordt wel karakteriseerd als een bal bovenop een berg. Elke afwijking in de optimale omstandigheden kan grote gevolgen hebben en dus wordt er maximaal ingezet op inputs zoals bemesting, bestrijdingsmiddelen en beregening. Een alternatief is het “adaptatiemodel”, waarbij gezocht wordt naar een robuuster ontwerp van het systeem en eventuele verstoringen worden ingecalculeerd. Kruidenrijk grasland kan onderdeel zijn van zo’n robuust systeem: door een hogere diversiteit aan plantensoorten wordt misschien niet de maximale opbrengst behaald, maar onder moeilijkere omstandigheden (er is altijd weleens een droge periode) blijft de opbrengst beter op peil. Het zoeken naar geschikte plantensoorten is een puzzel. Want een perceel met veel plantensoorten mag dan zeer divers zijn, als het vooral vol staat met bijvoorbeeld zuring, straatgras, fioringras, pitrus, herderstasje of heermoes, is het niet erg productief en is het slecht melken van zo’n perceel. Maar ook bij het vermijden van ongewenste kruiden kan de inzaai van een geschikt kruidenrijk mengsel zijn waarde hebben. Dit bleek bij een proef op droge zandgrond bij fam Broeders (de Moer): des te rijker het ingezaaide mengsel des te minder spontaan gevestigde (grotendeels ongewenste) kruiden er drie jaar na inzaai aanwezig.
Productievorm afstemmen op het doel
De inpassing van kruiden op een melkveebedrijf kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Behalve kruiden in het grasland behoren ook een akkerbouwmatige teelt en aanleg van een kruidentuin of kruidenstrook (langs een perceelsrand of pad) tot de mogelijkheden. Voor welke vorm gekozen wordt is afhankelijk van verschillende factoren zoals grondsoort, mechanisatie, diersoorten, en kennis en voorkeur van de ondernemer. Maar vooral de nagestreefde doelen hebben effect: • Voor een belangrijke bijdrage aan de opname van mineralen zijn waarschijnlijk hoge aandelen in het rantsoen nodig (>30%), die alleen met een zeer kruidenrijk grasland (of akkerbouwmatige teelt) te behalen zijn.
- Voor gezondheidsbevorderende stoffen is het van belang dat de dieren in kwestie aanzienlijke hoeveelheden hiervan binnen krijgen. Als de kruiden voor slechts enkele dieren van belang zijn, kan het aandeel op het bedrijf toch beperkt blijven, bijv. via een kruidentuin of -strook.
- Voor het imago, en voor bijen en vlinders, is naast de aanwezigheid van kruiden vooral de verschijning van belang: kruiden moeten de kans krijgen om tot bloei te komen. Ook een gerichte inzet in de vorm van enkele kruidenrijke randen kan hiervoor geschikt zijn. Voor alle typen gronden zijn kruidenmengsels verkrijgbaar om een “natuurlijke” begroeiing in te zaaien.
- Voor veel andere potentiële voordelen is een beperkt aandeel kruiden (ca. 5-10%), goed verdeeld in het grasland, waarschijnlijk voldoende. Omdat veel positieve effecten van kruiden vooral samengaan met hun integratie in grasland en de teelt van kruiden in monocultuur duur is (door een lage productie per hectare en veel kosten voor onkruidbeheersing.
Bij kruidenrijk grasland wordt vaak in eerste instantie gedacht aan grasland met beheerbeperkingen (uitgestelde maaidatum en/of lagere bemesting). De werkelijke kruidenrijkheid is echter ook afhankelijk van andere omstandigheden en beheermaatregelen zoals zuurtegraad, ontwatering, aanwezige zaadbank of dominantie van specifieke soorten, verschraling, tijdstip van oogst etc. Deze beheervormen bieden op lange termijn mogelijkheden voor een zeer kruidenrijk grasland, met interessante soorten zoals smeerwortel, margriet, knoopkruid, biggekruid, veldzuring, koekoeksbloem en dotterbloem. Deze kruiden 10 Van gepeperd naar gekruid grasland komen echter alleen bij producties lager dan ± 6 à 8 ton droge stof per hectare breder voor. Ter compensatie van deze lagere productie (en de lagere verteerbaarheid van het voer, vooral door de uitgestelde maaidatum), kunnen in bepaalde gebieden beheervergoedingen ontvangen worden voor deze natuurgerichte graslanden. Bijvoorbeeld voor ‘kruidenrijk weidevogel grasland’ (€ 1028 per ha) of ‘botanisch waardevol hooiland’ (€ 1164 per ha). Het blijven echter primair natuurgerichte percelen waarbij het de uitdaging is om het gras efficiënt te gebruiken in het agrarische bedrijf. Bovendien is op dergelijke graslanden geen herinzaai toegestaan tijdens de beheerperiode (en vraagt een dergelijke ecologische doelstelling om een Nederlandse herkomst van de wilde zaden). In deze publicatie richten wij ons op de mogelijkheden van kruiden in het grote areaal productiegericht cultuurgrasland.
Wat kunnen kruiden op het bedrijf betekenen?
Grasland met meer verschillende planten blijkt een betere bodemstructuur te hebben en weerbaarder te zijn tegen zware neerslag dan puur grasland. Dat komt vooral door de combinatie van fijne en grove wortels. Het bewortelingspatroon van kruiden is heel anders dan van grassen (veel fijne wortels). Cichorei heeft bijvoorbeeld een penwortel, net zoals paardenbloem, pastinaak en luzerne. Smalle weegbree heeft een grof wortelstelsel, met dikke wortels en weinig vertakkingen, net zoals boterbloem en witte klaver. Met kruiden wordt het bewortelingspalet van grasland dus breder, waardoor bijvoorbeeld grovere poriën ontstaan en ook nutriënten en water in diepere bodemlagen bereikt kunnen worden
In het grootschalige Duitse ‘Jena biodiversiteit-experiment’ zijn allerlei effecten van diversiteit in grasland bestudeerd (variërend van 1 tot 16 soorten van de groepen: grassen, vlinderbloemigen en hoge en lage kruiden). In 2006, vier jaar na inzaai, werd gekeken in hoeverre de verschillende componenten van de bodemorganische stof verschilden. Opvallende conclusie was dat de diversiteit van organische stofcomponenten niet zozeer samenhing met de vier functionele groepen maar wel met een grotere diversiteit aan planten. Voor de opbouw van bodem-organische stof werd in 2015 een vergelijkbare conclusie getrokken: een hogere diversiteit aan plantensoorten geeft een hogere opbouw van bodem-organische stof. Dit kan samenhangen met het type organische stof dat planten toevoegen aan de bodem, dat invloed heeft op de afbraaksnelheid en dus op de mate waarin organische stof in de bodem opgebouwd wordt. Tot 60% van de droge stof van planten kan uit secundaire metabolieten zoals lignine en tannines bestaan. Dit zijn over het algemeen dé stoffen die moeilijk afbreken en daarmee de afbraak van de bodem-organische stof vertragen.
Een gevarieerd graslandmengsel met kruiden kan evenveel of meer droge stof per hectare produceren dan een ‘standaard’ graslandmengsel, vooral bij niet te hoge aandelen (<25%). Het belangrijkste voordeel van een gevarieerd grasland is echter dat het onder suboptimale weersomstandigheden minder gevoelig voor productieverlies. Dit was bijvoorbeeld zichtbaar in het schrale voorjaar van 2011 toen de groei van gras en klaver sterk was vertraagd. Onder deze omstandigheden kon paardenbloem zich gemakkelijk ontwikkelen, met als gevolg een hogere opbrengst in de 1e snede bij hogere aandelen paardenbloem.
Ook in droge zomers is de stabielere productie met kruiden vaak zichtbaar. Een duidelijk voorbeeld hiervan was te zien in 2003, toen een mengsel met smalle weegbree 1,6 t ds per ha (20%) meer produceerde dan het mengsel met enkel gras – witte klaver. Vergelijkbare effecten in droge jaren worden gemeld voor smalle weegbree in Nieuw Zeeland en cichorei in de Verenigde Staten.
Opname en smakelijkheid Er zijn aanwijzingen dat kruiden de smakelijkheid van het ruwvoer, en daarmee de voeropname vergroten. Zo is de opname van grasklaver vooral in de nazomer meestal veel hoger dan van puur gras doordat vlinderbloemigen niet gevoelig zijn voor roest en ook de roestvorming op het gras verminderen. Daarbij speelt de totale samenstelling van het rantsoen een grote rol. Als dieren bijvoorbeeld een groot eiwitoverschot hebben mijden ze soms juist de klaver in het grasland. De verschillen tussen kruiden zijn echter groot. Hoge gehaltes van bepaalde stoffen (bijv. oxaalzuur of tannines) kunnen het verteringsproces zodanig remmen dat het effect op de totale opname negatief wordt. Ook van boterbloem is bekend dat deze vaak slecht gegeten wordt door dieren. De verschillen tussen kruiden kwamen ook naar voren in een experiment in Duitsland, waar melkkoeien konden kiezen uit verschillende kruiden die in een strook langs het weiland waren gezaaid. Ze hadden een duidelijke voorkeur voor rolklaver, smalle weegbree en chicorei, wat mogelijk samenhing met een hoog klaveraandeel in het gras: deze kruiden verminderen de kans op trommelzucht. Kruiden met veel aromatische oliën (veldsalie, heemst, citroenmelisse) werden daarentegen gemeden.