Commissie brengt advies uit over de grondgebonden melkveehouderij.
De melkveehouderij van de toekomst is grondgebonden. Gras is de basis van het rantsoen van de koe. Ruwvoer komt van eigen grond of grond in de directe omgeving zodat elk melkveebedrijf op buurtniveau zelfvoorzienend is voor gras en ruwvoedergewassen. Elke melkveehouder kan de geproduceerde mest probleemloos kwijt op het eigen bedrijf of direct in de buurt. Hierdoor ontstaan lokale kringlopen van voer en mest die passen in een circulaire economie. Dit kan de positie van Nederlandse zuivel op de markt en in de samenleving mogelijk gaan versterken.
Dat is de stip op de horizon die de Commissie Grondgebondenheid voor de melkveehouderij in 2040 ziet. Om dit streefbeeld binnen één generatie werkelijkheid te kunnen laten worden, heeft de Commissie op verzoek van de Nederlandse Zuivel Organisatie en LTO Melkveehouderij een advies opgesteld voor een duurzame invulling van grondgebondenheid in de melkveehouderij in 2025. Er is afgesproken dat dit advies bindend is.
Ton Loman, voorzitter van de Commissie, geeft aan: “Grondgebondenheid is geen doel op zich, maar een belangrijk middel om als Nederlandse melkveehouderij in de toekomst economisch succesvol te blijven én maatschappelijk gewaardeerd.”
Een viertal bouwstenen voor grondgebonden melkveehouderij
De Commissie heeft 4 bouwstenen opgesteld voor een grondgebonden melkveehouderij in 2025:
- Elk melkveebedrijf moet grotendeels kunnen voorzien in zijn eigen eiwitbehoefte. Dat houdt in dat minimaal 65% van het eiwit in het rantsoen van de koe afkomstig moet zijn van eigen grond of afkomstig uit de directe omgeving van de melkveehouder.
- Om lokale ruwvoer-mestkringlopen te kunnen realiseren, kan een melkveehouder een buurtcontract afsluiten met een andere agrariër binnen een straal van 20 kilometer. Dit contract gaat over de levering van voer en de afzet van mest. Alleen als de veehouder tenminste 50 procent van zijn ruwvoerbehoefte van eigen grond kan halen, is het mogelijk om een buurtcontract af te sluiten.
- Voor het grondgebonden karakter van een melkveehouderij is een voldoende grote huiskavel met gras nodig. Dit faciliteert weidegang en geeft een aantrekkelijk beeld van de melkveehouderij in het karakteristieke Nederlandse cultuurlandschap. De veebezetting van een melkveebedrijf in 2025 mag niet meer dan 10 melkkoeien per hectare beweidbare huiskavel zijn.
- Door een hogere zelfvoorzieningsgraad in eiwit neemt de behoefte aan de import van eiwitrijke grondstoffen zoals soja en palmpitten sterk af. Dat betekent minder afhankelijkheid van de wereldmarkt en minder druk op natuur in Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië. In 2025 dient de import van deze grondstoffen voor gebruik in melkveevoeders met 2/3 te zijn gedaald.
De primaire verantwoordelijkheid om dit te realiseren, ligt bij private partijen zoals de melkveehouders, de zuivelbedrijven en andere actoren in de zuivelketen. De Commissie roept de sector op om de adviezen snel en daadkrachtig te implementeren en om te zetten in privaatrechtelijke afspraken in de keten.
Behoud natuur en gezonde Nederlandse leefomgeving
Natasja Oerlemans, lid van de Commissie en werkzaam bij het Wereld Natuur Fonds: “De natuur staat onder druk door de intensivering van de melkveehouderij. Een grondgebonden melkveehouderij stopt intensivering en zorgt dat koeien meer gras gaan eten in plaats van krachtvoer. Dat draagt bij aan behoud van natuur en een gezonde leefomgeving hier in Nederland en elders in de wereld”.
Het gehele rapport is hier te downloaden.