Gegeven het feit dat een overschrijding van het fosfaatproductieplafond te allen tijde moet worden voorkomen en het aantal toegekende rechten momenteel het plafond overschrijdt, Schouten ziet echter geen ruimte voor het faciliteren van een extra categorie knelgevallen noch voor het verstrekken van ontheffingen of vrijstellingen.
Deze mogelijkheid zou er alleen zijn wanneer een extra generieke korting wordt opgelegd aan alle (niet-grondgebonden) ondernemers, wat betekent dat de aanvullende ondersteuning van knelgevallen zou worden afgewenteld op alle niet-grondgebonden ondernemers. Schouten ziet hier geen draagvlak voor. Daarnaast constateert Schouten, in lijn met de Commissie Kalden, dat een extra categorie knelgevallen onvoldoende is af te bakenen en potentieel omvangrijk is. Voorts zou dit leiden tot opnieuw onzekerheid voor de sector als geheel en zou dit het draagvlak voor het stelsel ernstig ondermijnen.
Huidige situatie
De omvang van de toegekende fosfaatrechten is inmiddels 85,4 miljoen kilogram. Schouten verwacht dat hier nog een beperkte stijging in zal optreden, omdat de beoordeling van de knelgevallen op dit moment nog gaande is. De Europese Commissie stelt dat het aantal toegekende rechten onder het plafond van 84,9 miljoen kilogram moet worden gebracht.
Voorafgaand aan de invoering van het fosfaatrechtenstelsel is gekozen voor een strakke begrenzing van de categorieën knelgevallen, met als uitgangspunt (conform het advies van de Commissie Kalden) dat de knelgevallenvoorziening ten hoogste een ophoging van het generieke kortingspercentage voor nietgrondgebonden ondernemers met 1%-punt tot gevolg mocht hebben. De onzekere en relatief beperkte ruimte tussen de geprognosticeerde fosfaatproductie en het plafond, en de overstijging van het aantal toegekende rechten in relatie tot het plafond, maken dat een aanvullende voorziening voor knelgevallen gepaard zou moeten gaan met een aanvullende generieke korting op de fosfaatrechten voor de (niet-grondgebonden) sector als geheel. Anders is het risico te groot dat het fosfaatplafond voor de melkveehouderij niet alleen wat betreft de toegekende fosfaatrechten maar ook wat betreft de werkelijke fosfaatproductie wordt overschreden. Dit is dus een belangrijk element dat Schouten mee heb gewogen in mijn besluitvorming.
Tegenover de cijfers ten aanzien van de sector en het stelsel als geheel, staan de situaties in de praktijk van het individuele boerenbedrijf. Schouten beseft terdege dat het fosfaatrechtenstelsel ingrijpende en pijnlijke gevolgen kan hebben voor individuele ondernemers en hun gezinnen. Schouten realiseert me dat de bedrijven die in de knel raken vaak investeringen hebben gedaan om tot een duurzamere bedrijfsvoering te komen en/of om het bedrijf klaar te maken voor een opvolger, soms binnen de familie. Schouten heeft verschillende gesprekken gevoerd met ondernemers die in financiële problemen zijn geraakt en met sectorvertegenwoordigers die problemen aan de orde hebben gesteld. Hun verhalen zijn stuk voor stuk verhalen van ondernemers die hart hebben voor hun bedrijf en voor de toekomst van de melkveehouderij. Bij mijn afweging of ondernemers tegemoet kunnen worden gekomen, moet Schouten het algemeen belang en de gevolgen voor de sector als geheel voor ogen houden. Hieronder gaat Schouten nader in op wat dit betekent voor een aantal te onderscheiden categorieën ondernemers.
Starters
In de huidige knelgevallenvoorziening is, op basis van het advies van de Commissie Kalden, een voorziening opgenomen voor starters. Een aantal bedrijven voldoet aan de criteria voor deelname aan de knelgevallenvoorziening voor starters, met uitzondering van de eis dat zij zijn gestart met melken voor 2 juli 2015. Dit heeft tot gevolg dat startende bedrijven waar op de peildatum hoofdzakelijk of uitsluitend jongvee aanwezig was, niet in aanmerking komen voor de knelgevallenvoorziening. Schouten overweegt om de AMvB hierop aan te passen en is hierover in overleg met de Europese Commissie. Als Schouten hierover overeenstemming bereik met de Commissie, zal Schouten de AMvB aanpassen zodat ook starters die op de peildatum uitsluitend jongvee hadden in aanmerking kunnen komen voor een verhoging van 50% van het verschil tussen het aantal kilogrammen fosfaat (fosfaatrechten) dat is vastgesteld en het aantal kilogrammen fosfaat dat redelijkerwijs geproduceerd had kunnen worden met de op 2 juli 2015 aanwezige stalcapaciteit voor melkvee. Naar verwachting is hiermee een beperkt aantal ondernemers geholpen, zodat deze maatregel genomen kan worden zonder dat dit een verhoging van de generieke korting tot gevolg heeft.
Biologische melkveehouderij
De biologische melkveehouderij heeft verzocht om vrijstelling van het fosfaatrechtenstelsel. Over de biologische sector en het fosfaatrechtenstelsel is al meermaals met uw Kamer van gedachten gewisseld. Schouten vindt het belangrijk om hierbij te blijven benoemen dat de biologische melkveehouderij ook onder het fosfaatproductieplafond voor de melkveehouderij valt. Daarbij gaat het enkel om de hoeveelheid geproduceerde mest door melkvee, of deze mest vervolgens op het eigen bedrijf geplaatst kan worden is in relatie tot het productieplafond niet relevant. Het buiten het stelsel brengen van deze categorie melkveehouders zou betekenen dat de huidige borging van het sectorale fosfaatproductieplafond wordt losgelaten zonder dat gezegd kan worden dat de omstandigheid van een biologische bedrijfsvoering als zodanig een nadeel oplevert voor de toekenning van rechten onder het fosfaatrechtenstelsel.
Mede gelet op het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, de staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel en de (verwachte) derogatiebeschikking kan dat niet aan de orde zijn. Overigens zullen biologische bedrijven vaak grondgebonden zijn, waardoor de initiële generieke korting van 8,3% niet op hen van toepassing is. Dit betekent dat als deze bedrijven sinds 2 juli 2015 niet zijn gegroeid, zij beschikken over voldoende fosfaatrechten om hun bedrijfsvoering voort te zetten.
Ondernemers met onomkeerbare investeringsverplichtingen
Bedrijven die hebben geïnvesteerd in nieuwe, dan wel grotere stallen, maar op de peildatum nog onvoldoende melkvee op hun bedrijf hadden, kunnen financieel stevig geraakt worden door het stelsel. De ondernemers die zich hebben verenigd in het collectief Innovatief uit de Knel vallen bijvoorbeeld in deze categorie. Deze bedrijven hebben vaak fors geïnvesteerd in verduurzaming, wat van belang is voor een toekomstbestendige sector. Daarom heeft Schouten bekeken of er een mogelijkheid is om deze ondernemers toch tegemoet te komen. Schouten moet echter constateren dat deze categorie onvoldoende is af te bakenen en potentieel omvangrijk is, zoals ook de Commissie Kalden al constateerde.
Schouten ziet geen mogelijkheid om deze categorie op te nemen onder de knelgevallenvoorziening zonder dat dit leidt tot een extra generieke korting. Ook het verstrekken van ontheffingen middels de fosfaatbank zal geen oplossing bieden voor deze categorie, aangezien deze ontheffingen conform de wet moeten bijdragen aan het stimuleren van (jonge) grondgebonden melkveehouderij. Schouten spreekt hierbij wel nogmaals de banken aan om tot het uiterste te gaan deze ondernemers te ondersteunen in de aanloopfase van het fosfaatrechtenstelsel. Schouten verwacht dat zij hun verantwoordelijkheid zullen nemen en zich zullen inspannen om te voorkomen dat toekomstgerichte bedrijven noodgedwongen moeten stoppen.
Bedrijven met een gewijzigde rechtsvorm
De Meststoffenwet biedt een knelgevallenvoorziening voor bedrijven waar zich voor 2 juli 2015 een bijzondere omstandigheid, zoals ziekte, heeft voorgedaan. Bij de bedrijven waar een dergelijke omstandigheid zich heeft voorgedaan is in enkele tientallen gevallen de rechtsvorm gewijzigd na 2 juli 2015. Schouten begrijpt dat bij verschillende ondernemers het beeld bestaat dat zij daardoor niet in aanmerking komen voor de knelgevallenvoorziening, mede ingegeven door de wijze waarop hierover is gecommuniceerd. Schouten vindt het belangrijk om dit beeld recht te zetten. Als nog steeds één van de oorspronkelijke landbouwers zeggenschap heeft over het bedrijf, staat rechtsvormwijziging niet in de weg aan toepassing van deze knelgevallenvoorziening. In geval van bedrijfsovername door derden is de knelgevallenvoorziening niet van toepassing. RVO.nl zal dergelijke situaties dan ook volgens deze lijn beoordelen.
Bron: Carola Schouten Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit